HomeNieuwsbrief november 2016NieuwsbriefNieuwsbrief november 2016

Nieuwsbrief november 2016

1. Drie maanden extra voor stopzetten pensioen in eigen beheer


Directeur-grootaandeelhouders (dga’s) krijgen drie maanden extra de tijd om de laatste stappen te zetten die nodig zijn voor het stopzetten van de verdere opbouw van het pensioen in eigen beheer.

Vanaf 1 januari 2017 is het niet meer mogelijk om pensioen in eigen beheer op te bouwen. Als dga moet u in een korte periode nog de laatste stappen zetten om uw eigenbeheerpensioen aan te passen aan alle wijzigingen. Daar krijgt u nu drie maanden extra de tijd voor. U heeft dus nog tot en met 31 maart 2017 voor het nemen van de volgende acties:

  • – Het premievrij maken van het pensioen in eigen beheer.
  • – Het aanpassen van de pensioenbrief waarin de pensioenaanspraken met uw bv zijn vastgelegd. U moet hierin vastleggen dat de opbouw van het eigenbeheerpensioen stopt.
  • – De algemene vergadering (van aandeelhouders) moet een besluit nemen tot het stoppen van de opbouw van het pensioen in eigen beheer. Dit moet op tijd in de notulen zijn vastgelegd.
  • – Het eventueel terughalen naar eigen beheer van een extern opgebouwd pensioendeel.
  • – Ingeval van een extern verzekerd nabestaandenpensioen, de pensioenbrief aanpassen. Hierin moet worden vastgelegd dat de aanspraak op het nabestaandenpensioen ongewijzigd doorloopt bij de externe verzekeraar.
  • – Eventueel aanpassen van een door de bv afgesloten risicoverzekering ter afdekking van het overlijdensrisico.

 

Let op!
Deze acties zijn noodzakelijk om te voorkomen dat uw pensioenaanspraak niet meer wordt gezien als pensioen. In dat geval wacht u namelijk een forse afrekening. U bent dan loonheffing verschuldigd van maximaal 52% over de commerciële waarde van het opgebouwde pensioen – die is aanzienlijk hoger dan de waarde van de pensioenaanspraak op de fiscale balans van de bv – en u betaalt 20% revisierente.

2. Informatieplicht dga bij afkoop of omzetting pensioen


Maakt u in 2017, 2018 of 2019 gebruik van de mogelijkheid om uw in eigen beheer opgebouwd pensioen af te kopen of om te zetten in een oudedagsverplichting? Dan moet u daarover verplicht informatie aanleveren bij de Belastingdienst. Om welke informatie het gaat, is recent bekendgemaakt.

Nog een kleine twee maanden en dan is de afschaffing van het pensioen in eigen beheer een feit, mits de Tweede en Eerste Kamer hiermee instemmen. Voor het reeds in eigen beheer opgebouwde pensioen heeft u in 2017, 2018 en 2019 drie mogelijkheden:

  1. – Het pensioen tegen fiscale waarde afkopen met een belastingkorting.
  2. – De fiscale pensioenaanspraak omzetten in een oudedagsverplichting.
  3. – Het pensioen in eigen beheer ongewijzigd laten. Verdere opbouw is vanaf 2017 echter niet meer mogelijk.

 

Informatieplicht
Kiest u straks voor afkopen van uw pensioen in eigen beheer of het omzetten in een oudedagsverplichting, dan moet u dit met een speciaal informatieformulier doorgeven aan de Belastingdienst. Dit informatieformulier is momenteel in de maak. Inmiddels is in concept al wel bekendgemaakt welke informatie u moet aanleveren. Het gaat om de volgende gegevens:

  • – persoonsgegevens (zoals naam en burgerservicenummer) van uzelf en uw eventuele (ex-) partner,
  • – gegevens van uw bv waarin het pensioen in eigen beheer is ondergebracht,
  • – de door u gemaakte keuze: afkoop of omzetten van de fiscale pensioenaanspraak,
  • – het tijdstip van de afkoop of omzetting,
  • – de fiscale balanswaarde van de pensioenaanspraak op vier verschillende momenten: 1 januari 2015, 31 december 2015, 31 december 2016 en op het moment van afkoop of omzetting,
  • – bij omzetting in een oudedagsverplichting: of u samen met uw partner afspraken heeft gemaakt over de verdeling van deze oudedagsverplichting ingeval van echtscheiding.

 

Ook uw (ex-)partner moet tekenen
U moet de informatie aanleveren binnen één maand na de afkoop van het opgebouwde pensioen in eigen beheer, dan wel de omzetting van het eigenbeheerpensioen in een oudedagsverplichting. Het speciaal hiervoor bestemde informatieformulier moet zowel door u als uw (ex-)partner zijn ondertekend. Met deze ondertekening stemt uw (ex-)partner voor de Belastingdienst in met de afkoop of de omzetting.

Ondertekening door uw ex-partner is niet nodig als destijds bij echtscheiding conversie van pensioenaanspraken heeft plaatsgevonden. Bij conversie heeft uw ex-partner een eigen recht op pensioen gekregen, dat vaak is ondergebracht bij een professionele verzekeraar. De instemming van uw ex-partner met de afkoop of omzetting is in dat geval niet verplicht.

Let op!
Het is belangrijk dat u op tijd, dus binnen één maand na het tijdstip van afkoop of omzetting, aan uw informatieplicht voldoet, anders beschouwt de Belastingdienst uw pensioenaanspraak als ‘onzuiver’, met alle vervelende gevolgen van dien. U moet dan belasting betalen over de commerciële waarde van de pensioenaanspraak en u bent ook nog eens 20% revisierente verschuldigd.

3. Lage lonen? De overheid betaalt vanaf 2017 mee!


Werkgevers die werknemers in dienst hebben met een laag loon hebben vanaf 2017 onder bepaalde voorwaarden recht op een tegemoetkoming van de overheid in de loonkosten. De tegemoetkoming bestaat uit een bedrag per verloond uur met een vast bedrag per jaar.

De tegemoetkoming wordt gegeven onder de naam lage-inkomensvoordeel (LIV). Om vanaf 2017 in aanmerking te komen voor het LIV moet voldaan worden aan de volgende voorwaarden:

  • – het gemiddelde uurloon van uw werknemer bedraagt minimaal 100% en maximaal 125% van het wettelijk minimumloon (WML) voor een 23-jarige,
  • – uw werknemer heeft minimaal 1248 verloonde uren in het kalenderjaar,
  • – uw werknemer heeft de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet bereikt.

 

Tip:
U kunt ook in aanmerking komen voor het LIV voor een werknemer die jonger is dan 23 jaar. Het gemiddelde uurloon van deze werknemer moet dan echter wel minimaal 100% en maximaal 125% van het wettelijk minimumloon voor een 23-jarige bedragen.

Het gemiddelde uurloon berekent u aan de hand van de formule totaal jaarloon gedeeld door totaal aantal verloonde uren. Voor de vaststelling van het totale jaarloon telt alles mee. Bijzondere toeslagen voor bijvoorbeeld overwerk zullen dus van invloed zijn op het gemiddelde uurloon en kunnen er mogelijk voor zorgen dat er geen recht bestaat op het LIV.

Tip:
Eindheffingsbestanddelen tellen niet mee voor de vaststelling van het jaarloon. Dit betekent dat vergoedingen en verstrekkingen die u onderbrengt in uw vrije ruimte voor de werkkostenregeling niet van invloed zijn op het recht op LIV.

Voor de vaststelling van het totaal aantal verloonde uren tellen uren waarin een werknemer niet gewerkt heeft maar wel is doorbetaald vanwege ziekte, gewoon mee. Het gaat immers om de verloonde uren en niet om de gewerkte uren.

Let op!
Een werknemer die in de loop van het jaar bij u dienst komt voldoet mogelijk niet aan de minimaal vereiste 1248 uren. Voor deze werknemer bestaat dan in het jaar van indiensttreding geen recht op LIV. Voldoet diezelfde werknemer het volgende jaar wel aan de minimaal vereiste 1248 uren, dan bestaat in dat jaar wel recht op LIV (mits uiteraard voldaan is aan de overige voorwaarden).

Hoogte LIV
Het LIV bestaat uit een vast bedrag per verloond uur. Er geldt een maximaal bedrag per jaar volgens de volgende tabel.

Hoogte loon Gemiddelde uurloon 100% tot 110% van het WML (€ 9,50 tot en met € 10,45) Gemiddelde uurloon 110% tot 125% van het WML (meer dan € 10,45 tot en met € 11,87)
Vast bedrag per verloond uur € 1,01 per uur € 0,51 per uur
Maximale hoogte LIV € 2.000 per jaar € 1.000 per jaar

Tip:
Het uurloon is in de WML afhankelijk van een fulltime werkweek in een onderneming. Voor het LIV wordt uitgegaan van het uurloon bij een fulltime werkweek van 40 uur. Betaalt u het minimumloon maar geldt binnen uw bedrijf een 36-urige werkweek, houd er dan rekening mee dat het uurloon voor het LIV dan al boven de 110% van het wettelijk minimumloon zit. In plaats van een vast bedrag van € 1,01 per uur heeft u dan maar recht op € 0,51 per uur.

Te gelde maken LIV 2017
Houd er rekening mee dat u het LIV over 2017 pas in de tweede helft van 2018 van de Belastingdienst zult ontvangen. Voor het te gelde maken van het LIV hoeft u zelf geen actie te ondernemen. U hoeft dus geen apart verzoek te doen. Voor 15 maart 2018 ontvangt u van het UWV een overzicht van werknemers die voldoen aan de voorwaarden voor het LIV. Het UWV baseert zich hierbij op de gegevens uit de loonaangiften zoals die uiterlijk op 1 februari 2018 zijn ingediend.

Let op!
De in de loonaangiften aanwezige gegevens vormen de basis voor de vaststelling van het recht op het LIV. Zorg daarom dat deze gegevens voor 1 februari 2018 juist en volledig zijn opgenomen in de loonaangiften.

Kloppen de gegevens in het overzicht van het UWV niet dan kunt u nog tot en met 1 mei 2018 aanvullingen of correctieberichten indienen bij de Belastingdienst. Alle na die datum ontvangen aanvullingen of correctieberichten worden niet meer meegenomen voor de vaststelling van het LIV. Bovendien kunt u vanaf 1 mei 2018 vanwege onjuiste gegevens in uw loonaangifte (bijvoorbeeld het aantal verloonde uren) een boete van € 1.319 opgelegd krijgen.

De Belastingdienst stelt na 1 mei 2018 maar vóór 1 augustus 2018 de hoogte van het LIV 2017 vast in een beschikking. Binnen 6 weken na dagtekening van deze beschikking wordt het LIV aan u uitbetaald.

Let op!
Hoewel het LIV dus al vanaf 2017 geldt, heeft u hier pas vanaf de tweede helft van 2018 daadwerkelijk profijt van.

4. Aftrek onzelfstandige werkruimte van huurwoning verdwijnt

Ondernemers kunnen waarschijnlijk alleen nog in 2016 van de aftrekpost ‘onzelfstandige werkruimte huurwoning’ gebruik maken. Staatssecretaris Wiebes heeft een wijziging op het Belastingplan 2017 ingediend waardoor deze aftrek vanaf 2017 niet meer mogelijk is. Afgelopen augustus bepaalde de Hoge Raad nog dat een ondernemer met een onzelfstandige werkruimte in de huurwoning onder voorwaarden kosten in aftrek kan brengen op zijn winst.

Er kan alleen van de aftrekpost gebruik worden gemaakt als de huurwoning voor meer dan 10% zakelijk wordt gebruikt én het huurrecht is aangemerkt als ondernemingsvermogen. Op dat moment kan de betaalde huur in aftrek worden gebracht op de winst. Wel moet daarop een correctie worden aangebracht ter grootte van het eigenwoningforfait voor ondernemingswoningen. Dit forfait bedraagt in 2016 in de meeste gevallen 1,85% van de WOZ-waarde van de woning.

Tip:
De Hoge Raad heeft in de uitspraak niet aangegeven of ook recht op aftrek van kosten bestaat voor met de werkruimte samenhangende kosten. Denk daarbij aan de kosten van de inrichting, verzekeringen, de OZB en dergelijke. Uit eerdere rechtspraak is echter af te leiden dat een evenredig deel hiervan ook in aftrek komt. Dit is dus nog niet door de Hoge Raad bevestigd.

Aftrek via aangifte inkomstenbelasting
Het aanmerken van het huurrecht als ondernemingsvermogen doet u in de eerste aangifte waarbij dit speelt. Dit betekent dat u dit doet in het jaar waarin de huur aanvangt of in het jaar waarin uw onderneming start. Staat de aangifte inkomstenbelasting over dat jaar nog niet definitief vast, dan kunt u nog gebruik maken van de aftrekpost, ook met terugwerkende kracht. De staatssecretaris heeft al aangegeven dat in gevallen waarin de aangifte wel al definitief vaststaat, het niet meer mogelijk is alsnog het huurrecht als ondernemingsvermogen te etiketteren. U kunt dan geen gebruik meer maken van de aftrekpost in 2016 en eerdere jaren. Onder bijzonder omstandigheden kan dit anders zijn. Overleg hierover met onze adviseurs.

Let op!
De aftrek kan alleen worden toegepast door IB-ondernemers en resultaatgenieters met een huurwoning. Ondernemers met een koopwoning of dga’s met een huurwoning kunnen geen beroep doen op het arrest van de Hoge Raad. Zij kunnen overigens wel gebruik maken van de fiscale faciliteiten die al jaren gelden voor de zelfstandige werkruimte. Neem voor de exacte voorwaarden contact op met onze adviseurs.

Tip:
Betreft het een zelfstandige werkruimte die voldoet aan de daarvoor gestelde criteria dan blijft aftrek mogelijk, ook in 2017. Neem voor de exacte voorwaarden van de aftrek van een zelfstandige werkruimte contact op met onze adviseurs.

5. Compensatie ontslagvergoeding langdurig zieke werknemer

Er zijn twee aanpassingen van de transitievergoeding op komst. Werkgevers zijn in de toekomst nog steeds een transitievergoeding verschuldigd wanneer zij een zieke werknemer na twee jaar ziekte ontslaan, maar zij kunnen wel rekenen op compensatie. Daarnaast krijgen cao-partijen meer ruimte om af te wijken van de transitievergoeding. Het duurt nog even voordat de twee hierboven genoemde aanpassingen van de transitievergoeding ingaan. Er ligt inmiddels een wetsvoorstel, maar deze is nog niet ingediend bij de Tweede Kamer. De maximale transitievergoeding bedraagt momenteel € 76.000 bruto, of een jaarsalaris als dat hoger is. Het maximale bedrag gaat per 1 januari 2017 omhoog naar € 77.000.

6. Aftrek congres en zakenlunch naar 80%

De aftrek voor bepaalde zakelijke kosten zoals een zakenlunch, een receptie of congressen en seminars gaat vanaf 2017 omhoog van 73,5% naar 80%. Deze wetswijziging is recent bij de Tweede Kamer ingediend. De verhoging van de aftrekmogelijkheid van deze zogenaamde ‘gemengde kosten’ geldt alleen voor IB-ondernemers en resultaatgenieters.

Het gaat om de volgende in aftrek beperkte kosten en lasten die verband houden met:

  • – voedsel, drank en genotmiddelen,
  • – representatie, waaronder recepties, feestelijke bijeenkomsten en vermaak,
  • – congressen, seminars, symposia, excursies, studiereizen en dergelijke.

 

Al jarenlang is in de wet bepaald dat deze kosten tot een bedrag van € 4.500 niet in aftrek komen op de winst. Naar keuze kan de belastingplichtige ook kiezen om in plaats van een niet aftrekbaar bedrag van € 4.500, 26,5% van de genoemde kosten niet in aftrek te brengen. 73,5% van deze kosten zijn dan wel aftrekbaar. Met de wetswijziging verhoogt de staatssecretaris het aftrekpercentage van 73,5% naar 80%. Het bedrag van € 4.500 wordt niet verlaagd.